PBL: Provincies zoeken nieuw perspectief voor landelijk gebied

De provincies spelen een cruciale rol bij het aanpakken van die opgaven; ze zijn verantwoordelijk voor zowel het natuurbeleid als de ruimtelijke ordening, en daarnaast voeren zij de regie over de uitvoering van het Rijksbeleid over het landelijk gebied.
Tot begin vorig jaar deden ze dit aan de hand van het Nationaal Programma Landelijk Gebied, dat ze hadden vertaald in twaalf verschillende Provinciale Programma’s Landelijk Gebied. Daarin zochten ze op gebiedsniveau, samen met betrokkenen, naar integrale oplossingen voor de opgaven, en ze konden voor die oplossingen putten uit een transitiefonds van 20 miljard euro.
Maar nadat de huidige regering zowel het NPLG als het transitiefonds heeft geschrapt, zoeken de provincies naar nieuwe wegen om die opgeven het hoofd te bieden, schrijft het PBL. Haar rapport is onder meer gebaseerd op gesprekken met de projectleiders PPLG en programmamanagers landelijk gebied van de verschillende provincies.
Zo goed en kwaad als het kan
De meeste provincies zetten hun provinciale programma’s zo goed en kwaad als het gaat, door, blijkt uit het rapport. Ze zien een meerwaarde in een integrale aanpak van de doelen. Enkele provincies, zoals Noord-Brabant en Zeeland, hadden dergelijke programma’s al voordat het vorige kabinet het NPLG lanceerde, en daar vallen ze nu op terug. Andere provincies nemen de PPLG-plannen over in andere programma’s.
Friesland, Drenthe en Gelderland hebben het PPLG daarentegen helemaal geschrapt. Drenthe onderzoekt nu de mogelijkheid van een nieuwe integrale aanpak, Friesland en Gelderland hebben dat idee losgelaten. De colleges van die provincies willen meebewegen met de richting van het nieuwe kabinet, maar het probleem daarbij is dat die nieuwe richting nog niet duidelijk is. Dus deze provincies wachten af, en vallen nu terug op een minder geïntegreerde aanpak.
Geldgebrek
Het wegvallen van het transitiefonds geeft veel provincies problemen bij het uitvoeren van de plannen voor het landelijk gebied. De provincies vroegen al drie keer zoveel geld dan de 20 miljard die in het fonds beschikbaar was, maar nu dat geschrapt is, wordt het nog moeilijker om de aanpak te financieren. Het geld dat het huidige kabinet beschikbaar stelt is daarvoor te weinig.
Wachten op nieuwe duidelijkheid
Het kabinet Schoof heeft aangegeven een gebiedsspecifieke aanpak van de opgaven in het landelijk gebied na te streven, maar het heeft de provincies tot nu toe geen duidelijkheid gegeven hoe ze dat gaat invullen. De provincies zijn dus nog in onzekerheid over wat ze kunnen doen, wat het Rijk van ze verwacht, en welke financiële middelen ze kunnen verwachten. Die onzekerheid leidt tot vertraging, hoewel geen provincie de gebiedsprocessen nu helemaal heeft stopgezet. Ze willen de band die is ontstaan tussen de gebiedspartners, behouden. Maar ze wachten vooral op nieuwe duidelijkheid, een nieuwe strategie voor het landelijk gebied, van de Rijksoverheid, met bijbehorende financiering, zodat ze zelf ook plannen voor de lange termijn kunnen ontwikkelen.