Noord-Brabant wil met nieuwe aanpak stallen uit stikstofimpasse komen

Volgens het Brabantse stallenbesluit moeten veehouders met stallen die minstens vijftien (voor varkens- en pluimveehouders) of twintig jaar (voor melkveehouders) oud zijn, aanpassingen doen om de stikstofuitstoot te reduceren. Voor 1 juli 2026 moeten ze aan de Omgevingsverordening voldoen.
Het probleem daarbij is dat de vergunningen die de boeren nodig hebben om de aanpassingen uit te voeren, niet verleend kunnen worden. Bij de provincie liggen 1400 vergunningsaanvragen op de plank, vertelde gedeputeerde Wilma Dirken (Stikstof) bij de aankondiging van de nieuwe koers, maar vanwege de steeds veranderende juridische omstandigheden lukt het de provincie niet om die te verlenen. Zelfs niet voor vergunningen voor projecten die juist stikstofruimte zouden opleveren.
Menu aan maatregelen
Aan het stallenbesluit wil Dirksen niet tornen, maar via vergunningverlening gaat dat niet lukken. Daarom kiest Brabant nu een andere route. Voor zogeheten 'passende maatregelen' die bijdragen aan het herstel of in stand houden van de natuur, is geen vergunning nodig, vonden de ambtenaren op het provinciehuis uit toen ze de Habitatrichtlijn er nog eens op nasloegen. En dus, vertelt Dirken, gaat de provincie daarmee aan de slag.
Ze stelt een menu aan maatregelen op die boeren kunnen nemen als 'passende maatregel'. Boeren kunnen vervolgens een aantal maatregelen uit die lijst kiezen om aan de eisen voor stikstofreductie te voldoen. Door die aan te melden bij de provincie kunnen boeren aantonen dat ze hun stikstofuitstoot verminderen. Een voordeel daarbij is dat bij deze route geen volledige zekerheid hoeft te zijn over het effect van de maatregelen, waar bij vergunningverlening de verwachte reductie ook aantoonbaar gehaald moet worden - dat is waarom vergunningen gebaseerd op de RAV-lijst zijn gesneuveld. Dirken vertelt dat de provincie deze nieuwe aanpak uitgebreid heeft getoetst op juridische haalbaarheid, en dat alle geraadpleegde juristen zeiden dat die aanpak mogelijk is.
Maar om zoveel mogelijk risico te vermijden zal de provincie, bij het opstellen van het menu aan maatregelen, bij elke maatregel rekenen met de ondergrens van de verwachte vermindering van de uitstoot. En de provincie moet kunnen controleren of de maatregelen daadwerkelijk worden uitgevoerd - een maatregel die niet te controleren is, komt niet op de lijst.
Perspectief
„Met deze aanpak realiseren we natuurherstel en geven we ondernemers tegelijk perspectief", zegt Dirken. Haar bedoeling is om met een uitgebreid menu aan opties te komen, zodat de boer die maatregelen kan kiezen die het beste bij zijn bedrijf passen. Ze schat in dat het doen van een melding niet veel werk is voor de boer. „Het meeste werk hebben ze al gedaan toen ze een vergunningaanvraag indienden", zegt de gedeputeerde. Die aanvraag kunnen ze nu intrekken, vertelt ze, en op basis van het onderliggende - en al uitgevoerde - papierwerk nu een melding van passende maatregelen doen.
Dat geldt niet voor boeren die tegelijk met de stalaanpassing ook meer dieren willen houden. Voor het houden van meer dieren blijft een vergunning nodig; enkel een melding van passende maatregelen is niet voldoende. Maar, erkent de gedeputeerde, ook boeren die, na het zien van het menu aan maatregelen hun plannen willen aanpassen, zullen daar meer werk aan hebben.
Onzeker
Welke maatregelen de provincie wil voorstellen, is nog niet bekend. Volgens Dirken wordt nog aan de lijst gewerkt. Op 28 november wil ze de lijst met maatregelen presenteren in een vergadering van de Provinciale Staten. In december zullen de Staten vervolgens besluiten of Brabant deze aanpak wel of niet kan volgen. Boeren zullen dus moeten wachten om te kijken welke mogelijkheden de provincie in het menu gaat opnemen, en nog wat langer om te horen of de Statenleden met die aanpak akkoord gaan. Daarbij is het menu aan verandering onderhevig; als er nieuwe technieken of managementmaatregelen bekend worden, kunnen die gaandeweg aan het menu worden toegevoegd. Maar de deadline van 1 juli 2026 blijft staan, zegt Dirken.
Ook de reductiedoelen die in 2035 moeten worden gehaald zijn nog niet bekend. De veehouderij als geheel moet 46 procent minder stikstof uitstoten dan in 2019, maar de gedeputeerde wil voor elke sector een ander percentage vaststellen. Daarbij wil ze rekening houden met hoe makkelijk het voor de verschillende sectoren wordt om vermindering van uitstoot te realiseren, en ook met hoeveel uitstoot al via andere wegen, zoals uitkoop, wordt gerealiseerd.
