Verkenning voor wetenschappelijk model voor afstand spuitzones

Het verzoek van VNG komt voort uit een uitspraak van de Raad van State, die aangeeft dat de huidige rekentechnieken tekortschieten in het adequaat beoordelen van spuitzones vanuit het perspectief van goede ruimtelijke ordening. WUR en RIVM zijn gevraagd om een verkennende studie uit te voeren naar wat de wetenschappelijke afstand tot zo’n spuitzone zou moeten zijn. Ook wordt gekeken naar de oorsprong van de huidige norm van vijftig meter.
De belangrijkste stakeholders in deze eerste verkenning zijn twee betrokken ministerie, VNG, RIVM, WUR en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Halverwege 2026 zullen de WUR en het RIVM een rapport opleveren waarin de haalbaarheid van een nieuw rekenmodel wordt beschreven voor het voorspellen van gezondheidsrisico’s van bewoners nabij spuitzones.
Kamervragen over roep om landelijke aanpak middelengebruik
Minister: ‘Gemeenten vinden vraagstuk ingewikkeld, maar er is wel degelijk een kader’
Naar aanleiding van een oproep van gemeenten richting de landelijke overheid om met landelijk beleid te komen rondom het middelengebruik in de lelieteelt, hebben de Kamerleden Laura Bromet, Elke Slagt-Tichelman en Geert Gabriëls van GroenLinks-PvdA vragen gesteld aan landbouwminister Femke Wiersma (BBB). Die ziet de worsteling bij gemeenten, maar stelt dat er wel degelijk een kader is op landelijk en lokaal niveau.
Lees ook: Pointer: 'Gemeenten willen dat Den Haag voortouw neemt met beleid rondom lelieteelt'
Wiersma wijst op het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030, de toelatingsprocedures van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) en de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA), waarin wel degelijk rekening wordt gehouden met de risico’s voor gebruikers, omwonenden en passanten. ‘In het bijzonder wordt er rekening gehouden met risico’s voor kwetsbare doelgroepen zoals kinderen.’ Ze wijst op onder meer het beoordelingsmodel OPEX, wat volgens het RIVM een ‘robuust model is dat blootstelling niet onderschat’. Daarnaast lopen er verschillende onderzoeken, zoals het SPARK-onderzoek dat kijkt naar de mogelijke relatie tussen middelen en de ziekte van Parkinson en het onderzoek naar een mogelijk nieuw wetenschappelijk model waar hierboven over wordt geschreven.
De landbouwminister is bovendien van mening dat er veel op lokaal niveau geregeld kan worden. „Gemeentes kunnen nu reeds spuitvrije zones instellen. Ik denk dat dit ook het beste op lokaal niveau met maatwerk kan worden besloten, aangezien de situatie in de praktijk heel verschillend kan zijn. Dat past ook bij de onderlinge verdeling van bevoegdheden. Daarbij draagt het Rijk via het voornoemde onderzoek bij aan handvatten hiervoor.” De Omgevingswet en diverse externe juridische handreikingen van bijvoorbeeld LTO en Arcadis kunnen gemeenten helpen om lokaal te reguleren.
De beleidsvrouw van de BBB wil bovendien benadrukken dat de sector zelf ook hard bezig is om het chemische middelengebruik in de lelieteelt fors terug te dringen. ‘Zo hebben de KAVB (bollensector) en Royal Anthos (bollenhandel) besloten dat de lelieteelt in 2030 50 procent minder gewasbeschermingsmiddelen zou moeten gebruiken en ‘hoog-impact gewasbeschermingsmiddelen’ uit zou moeten faseren, en hebben daartoe de regie gepakt. Onderzoeksprojecten, zoals het recent afgesloten programma Duurzame Bollenteelt Drenthe, zouden daarvoor handvatten moeten bieden.’




