Deurne moet weigering plattelandswoning uitleggen

In een tussenuitspraak over het bestemmingsplan draagt de Raad de gemeente woensdag op om met een beter verhaal te komen waarom zij geen plattelandswoning-bestemming aan de bedrijfswoning van nertsenhouderij De Peelrand BV wil geven. Omdat door landelijke wetgeving alle nertsenhouderijen per 1 januari 2024 beëindigd moeten zijn, willen de huidige nertsenhouders nog wel voldoende mogelijkheden overhouden om een ander bedrijf te beginnen. Verkoop van alleen de agrarische tak is ook een optie, maar dan willen ze wel in de huidige bedrijfswoning kunnen blijven wonen en die later eventueel aan een burger te verkopen. En dat laatste kan alleen met een plattelandswoning-bestemming.
Plattelandswoningen
De gemeente Deurne weigerde evenwel. Die wil geen zogenoemde plattelandswoningen in haar gebied. Plattelandswoningen zijn gewone woningen die niet direct aan het naastgelegen agrarische bedrijf zijn gekoppeld. En Deurne wil die koppeling tussen bedrijfswoning en agrarisch bedrijf graag behouden. Een plattelandswoning mag immers door iedereen bewoond worden. Hoewel die bewoners niet dezelfde milieubescherming genieten als in een gewone burgerwoning vreest Deurne toch gedoe.
De Raad van State vindt dat Deurne toch nog maar eens moet haarfijn moet uitleggen waarom de nertsenhouders niet in een plattelandswoning mogen wonen. Dat geeft hen immers de mogelijkheid om het agrarische deel van het bedrijf apart te verkopen en daar te blijven wonen. Met de Deurnese regeling moeten ze eruit als ze de agrarische tak verkopen. De Raad van State stelt in de tussenuitspraak vast dat Deurne de landelijke regeling voor de plattelandswoning verkeerd interpreteert. Hoewel het niet verplicht is in dit soort gevallen bedrijfswoningen in plattelandswoningen om te zetten, moet er wel een betere onderbouwing komen. Deurne moet nu binnen 26 weken met een betere verklaring komen, of alsnog een plattelandswoonbestemming aan De Peelrand BV gunnen. Daarna volgt een tweede zitting, of direct einduitspraak.
Tekst: Jan van Ommen
Beeld: Ruth van Schriek