Te late vervoersbewijzen breken veehouder op in ‘slib-dump’-affaire Westelijke Langstraat

Als hem dat niet lukt verbeurt hij alsnog een gezamenlijke dwangsom van 92.000 euro, zo blijkt vandaag uit een einduitspraak van de hoogste bestuursrechter. De Raad geeft de paardenhouder nog tweeënhalve maand respijt omdat hij anders direct vandaag met deze uitspraak het dwangsombedrag zou moeten ophoesten.
Vervoersbewijzen
Dat geld kan hij dan niet meer gebruiken om ruim 800 kuub met olie en zware metalen vervuild grijs slib weg te halen van een perceel dat nu deel uitmaakt van het zwaar beschermde Natura 2000-gebied Westelijke Langstraat. In ieder geval is de hoogste bestuursrechter het niet met de vee- en paardenhouder eens dat hij niet verantwoordelijk is voor de verontreinigingen. Dat het alleen om ‘schoon’ zuiveringsslib voor bemesting zou gaan, ziet de Raad anders. Want de verplichte mest-vervoersbewijzen ontbreken in de periode dat het slib op het weiland is opgebracht. Dat was begin mei 2020. Wel zijn er een jaar later alsnog 58 vervoersbewijzen opgemaakt en ondertekend. Maar dat is te laat en in strijd met de mestregelgeving, aldus de Raad in de uitspraak.
Daarmee heeft de veehouder niet keihard bewezen dat hij in mei 2020 alleen mestslib op het weiland heeft laten uitrijden. Ook zijn er geen andere bewijzen die de hoogste bestuursrechter ervan overtuigen dat de veehouder op geen enkele manier verantwoordelijk is voor het vervuilde grijze slib dat op zijn weiland in aangetroffen. Om die reden zal hij de rommel zelf moeten opruimen. Dat gaat flink in de papieren lopen. Want de saneringskosten bedragen rond de 370.000 euro, zo schatte de gemeente Waalwijk eerder in. Als de verontreinigde smurrie niet binnen tien weken is opgeruimd zal de paardenhouder ook nog eens een dwangsom van 92.000 euro moeten ophoesten.
Tekst: Jan van Ommen
Beeld: Agrio